Les uit de Brief van de Heilige Apostel Johannes (1, 5: 4-10)
Want wat uit God is geboren, overwint de wereld. En dit is de overwinning, die zegepraalt over de wereld: ons geloof! Wie anders toch is overwinnaar der wereld, dan hij die gelooft, dat Jezus de Zoon is van God? Hij is het, die gekomen is door Water en Bloed: Jezus Christus; niet door Water alleen, maar door Water en Bloed. Ook de Geest legt getuigenis af; want de Geest is waarheid. Zodat er drie zijn, die getuigenis afleggen (in de hemel: de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze drie zijn één. En drie zijn er, die getuigenis afleggen op de aarde: ) de Geest, het Water en het Bloed; en deze drie zijn eenstemmig. Wanneer we de getuigenissen van mensen aanvaarden, de getuigenis van God heeft groter gezag; omdat het is een getuigenis van God, en omdat Hij getuigenis aflegt over zijn eigen Zoon. Wie in den Zoon van God gelooft, heeft de getuigenis Gods in zich. Wie God niet gelooft maakt Hem tot leugenaar; want dan gelooft hij niet in de getuigenis, die God heeft gegeven over zijn eigen Zoon. Vervolg van het Heilig Evangelie volgens Johannes (20: 19-31) In de avond van diezelfde dag, de eerste dag der week, toen de deuren van het huis, waar de leerlingen zich bevonden, uit vrees voor de joden waren ze gesloten, kwam Jezus binnen, plaatste Zich in hun midden, en sprak tot hen: Vrede zij u! En na deze woorden toonde Hij hun zijn handen en zijde. De leerlingen verheugden zich bij het zien van den Heer. Nogmaals zeide Hij hun: Vrede zij u! Zoals de Vader Mij heeft gezonden, zo zend Ik u. en toen Hij dit had gezegd, blies Hij over hen, en sprak: Ontvangt den Heiligen Geest. Wier zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven; wier zonden gij behoudt, hun zijn ze behouden. Thomas, een van de twaalf, ook Dídymus genaamd, was echter niet bij hen, toen Jezus kwam. De andere leerlingen zeiden hem dus: We hebben den Heer gezien. Maar hij zei hun: Zo ik in zijn handen de wonden der nagelen niet zie, en mijn vinger niet leg in de plaats van de nagelen, en mijn hand niet in zijn zijde steek, dan geloof ik het niet. Acht dagen later waren zijn leerlingen weer daarbinnen bijeen, en ook Thomas was er bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, plaatste Zich in hun midden, en zeide: Vrede zij u! Daarna sprak Hij tot Thomas: Leg uw vinger hier, en bezie mijn handen; steek uw hand uit, en leg ze in mijn zijde; en wees niet ongelovig, maar gelovig. Thomas gaf Hem ten antwoord: Mijn Heer en mijn God! Jezus sprak tot hem: Gelooft ge, omdat ge Mij hebt gezien? Zalig zij, die niet zien, en toch geloven. Nog veel andere wonderen heeft Jezus in tegenwoordigheid van de leerlingen verricht, die in dit boek niet zijn beschreven. Maar deze zijn opgetekend, opdat gij geloven moogt, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God; en opdat gij, door te geloven, het leven moogt hebben in zijn naam.
0 Comments
Les uit het boek Exodus (15: 27 - 16: 7)
Vandaar gingen ze naar Elim, waar twaalf waterbronnen zijn en zeventig palmen staan, en ze sloegen de legerplaats op aan het water. Nadat heel de gemeenschap van Israël van Elim was opgebroken, trokken ze naar de woestijn van Sin, die tussen Elim en de Sinaï ligt; het was op de vijftiende dag van de tweede maand na hun uittocht uit Egypte. Weer begon heel de gemeente van Israël in de woestijn tegen Moses en Aäron te morren, en de kinderen Israëls zeiden tot hen: Waren we maar in Egypte door de hand van Jahweh gestorven, toen we bij de vleespotten zaten en volop brood konden eten; waarachtig, gij hebt ons naar deze woestijn gebracht, om heel deze menigte van honger te doen sterven. Toen sprak Jahweh tot Moses: Zie, Ik zal voor u brood uit de hemel doen regenen; en het volk zal iedere dag zijn dagelijks deel kunnen rapen. Maar Ik stel het tegelijk op de proef, of het mijn Wet wil beleven, of niet: Op de zesde dag moeten ze het dubbele meebrengen en toebereiden, van wat ze iedere dag rapen. Nu spraken Moses Aäron tot al de Israëlieten: Hedenavond zult gij weten, dat Jahweh u uit Egypte heeft geleid, en morgen zult gij de Glorie van Jahweh aanschouwen, ofschoon Jahweh het gemor tegen Hem heeft gehoord. Want wat betekenen wij, dat gij zoudt morren tegen ons. Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (21: 1-9) Toen zij Jeruzalem naderden, en te Bétfage bij de Olijfberg waren gekomen, zond Jezus twee leerlingen vooruit, en zei tot hen: Gaat naar het dorp, dat tegenover u ligt; terstond zult gij er een ezelin vinden, die is vastgebonden, met een veulen erbij; maakt ze los en brengt ze Mij. Zo iemand u een bemerking maakt, zegt hem dan: De Heer heeft ze nodig. En dadelijk zal hij ze laten gaan. Dit alles geschiedde, opdat vervuld zou worden, wat door den profeet was voorspeld: “Zegt tot de dochter van Sion: Zie, uw Koning komt naar u toe, zachtmoedig, op een ezel gezeten, Op een veulen, het jong van een lastdier.” De leerlingen gingen heen, en deden wat Jezus hun bevolen had. Ze brachten de ezelin met het veulen mee, legden er hun mantels op, en Hij zette Zich daarop neer. Nu spreidde het talrijke volk zijn mantels uit over de weg; anderen sneden takken van de bomen, en strooiden ze op de weg. En de scharen, die voorop gingen en volgden, riepen uit: Hosanna den Zoon van David; Gezegend die komt in de naam des Heren; Hosanna in den hoge! Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Hebreeën (9: 11-15)
Maar Christus, optredend als Hogepriester der toekomende goederen, is het Heiligdom binnengegaan door de grotere en volmaaktere Tabernakel, welke niet met handen gemaakt is, dat wil zeggen, welke niet tot deze schepping behoort; niet door bloed van bokken en kalveren, maar door zijn eigen Bloed; ééns voor altijd, daar Hij een eeuwige verlossing verworven had. Want zo het bloed van bokken en stieren, en de besprenkeling met as van een koe, de onreinen heiligt tot de reinheid van het vlees, hoeveel te meer zal dan het Bloed van Christus, die door een eeuwigen Geest Zich als smetteloos Offer opdroeg aan God, ons geweten reinigen van dode werken tot de dienst van den levenden God? En daarom is Hij de Middelaar van een nieuw Testament, en is Hij gestorven tot verzoening van de overtredingen van het eerste, opdat de uitverkorenen de beloofde eeuwige erfenis zouden ontvangen. Het Heilig Evangelie volgens Johannes (8: 46-59) Wie uwer overtuigt Mij van zonde? Zo Ik de waarheid zeg, waarom dan gelooft gij Mij niet? Wie uit God is, luistert naar de woorden van God; daarom juist luistert gij niet, omdat gij niet uit God zijt. De joden antwoordden Hem: Zeggen we niet met recht, dat Gij een Samaritaan zijt en van den duivel bezeten? Jezus antwoordde: Ik ben van geen duivel bezeten, doch Ik breng eer aan mijn Vader; maar gij, gij ontrooft Mij mijn eer. Niet, dat Ik mijn eigen eer zoek, daar is er Eén, die haar zoekt, en oordeelt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Zo iemand mijn woord onderhoudt, dan zal hij in eeuwigheid de dood niet zien. De joden zeiden Hem: Nu weten we, dat Gij bezeten zijt! Abraham en de profeten zijn gestorven; en Gij zegt: Zo iemand mijn woord onderhoudt, zal hij de dood niet sterven in eeuwigheid. Zijt Gij dan groter dan onze vader Abraham? Hij is gestorven; ook de profeten zijn gestorven! Voor wien houdt Gij Uzelf dan wel? Jezus antwoordde: Wanneer Ik Mijzelf verheerlijk, dan is mijn heerlijkheid niets; mijn Vader is het, die Mij verheerlijkt. Gij noemt Hem uw God, en toch erkent gij Hem niet. Maar Ik ken Hem wèl; en als Ik zeide, Hem niet te kennen, dan was Ik een leugenaar evenals gij. Ja waarlijk, Ik ken Hem, en zijn woord onderhoud Ik. Abraham, uw vader, zag juichend van blijdschap mijn dag tegemoet; hij heeft hem gezien en van vreugde gejubeld. Maar de joden zeiden Hem: Gij zijt nog geen vijftig jaar oud, en Gij hebt Abraham gezien? Jezus sprak tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Vóór Abraham werd, ben Ik. Toen grepen ze stenen, om Hem te stenigen; maar Jezus trok Zich terug, en verliet de tempel. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Galaten (4: 22-31)
Er staat toch geschreven, dat Abraham twee zonen had, één bij de slavin, en één bij de vrije vrouw; maar de zoon der slavin was verwekt naar het vlees, doch die van de vrije vrouw uit kracht der Belofte. Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis. Want de twee vrouwen verbeelden tweeërlei verbond. Het éne, dat van de berg Sinaï, brengt slavenkinderen voort, en dat is Hagar; want de berg Sinaï ligt in Arabië, en Hagar is het beeld van het hedendaags Jeruzalem; want deze stad ligt in slavernij met haar kinderen. Maar het Jeruzalem uit den hoge is vrij, en dat is ónze moeder. Want er staat geschreven: “Jubel onvruchtbare, die niet baart; Breek uit in gejuich, die geen barensnood kent. Want talrijker zijn de kinderen der verlatene dan van haar, die aan een man is gehuwd.” Welnu, broeders, gij zijt als Isaäk, kinderen der Belofte. Maar zoals eertijds hij, die naar het vlees was verwekt, hem ging vervolgen, die verwekt was naar de geest, zo gebeurt het ook thans. Maar wat zegt de Schrift? “Jaag weg de slavin met haar zoon; want de zoon der slavin zal niet meeërven met den zoon der vrije vrouw.” Broeders, we zijn dus geen slavenkinderen, maar kinderen der vrije vrouw! Het Heilig Evangelie volgens Johannes (6: 1-15) Daarna begaf Jezus Zich naar de overkant van het meer van Galilea of van Tibérias. Een grote schare volgde Hem, omdat ze de wonderen hadden gezien, die Hij voor de zieken verricht had. En Jezus besteeg het gebergte, en zette Zich daar met zijn leerlingen neer. Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden. Toen Jezus nu de ogen opsloeg, en een talrijke menigte tot Zich zag komen, sprak Hij tot Filippus: Waar zullen we brood kopen, zodat ze kunnen eten? Dit zeide Hij echter, om hem op de proef te stellen; want zelf wist Hij goed, wat Hij doen zou. Fillipus antwoordde Hem: Voor tweehonderd tienlingen brood is niet genoeg, als ieder van hen een stukje krijgt. Een zijner leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zeide tot Hem: Hier is een jongen, die vijf gerstebroden heeft en twee vissen; maar wat betekent dat voor zo velen? Jezus sprak: Laat de mensen gaan zitten. Er stond nu veel gras op die plaats. Ze gingen dus zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen. Nu nam Jezus de broden, sprak een dankgebed uit, en deelde ze rond aan hen die daar zaten; zo ook van de vissen, zoveel ze wilden. En toen waren verzadigd, zeide Hij tot zijn leerlingen: Verzamelt de overgeschoten brokken, opdat er niets verloren gaat. Zij verzamelden ze dus, en vulden twaalf korven met de brokken der vijf gerstebroden, die na het eten waren overgebleven. Bij het zien van het teken, dat Jezus gewrocht had, zeiden de mensen: Deze is waarlijk de profeet, die in de wereld moet komen! Daar nu Jezus voorzag, dat ze Hem zouden meevoeren, om Hem tot koning uit te roepen, trok Hij Zich heel alleen weer in het gebergte terug. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Efesiers (5: 1-9)
Weest dus navolgers van God, als zijn geliefde kinderen; en leeft in liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft gegevens als gave en offer, tot een lieflijke geur voor God. Van ontucht, alle soort van onreinheid en hebzucht mag onder u zelfs geen sprake meer zijn, zoals dit heiligen betaamt; evenmin van vuile taal, zotteklap of spotternij. Deze dingen betamen niet; een dankgebed betaamt veel meer. Weet wel: geen ontuchtige, onreine of hebzuchtige bezit een erfdeel in het koninkrijk van Christus en van God; zo iemand staat met een afgodendienaar gelijk. Laat niemand u met holle woorden bedriegen; want daarom juist komt Gods toorn over de kinderen der ongehoorzaamheid. Wordt dus hun medeplichtigen niet! Weest kinderen van het licht. Vroeger waart gij duisternis, thans zijt gij licht in den Heer; gedraagt u dan ook als kinderen van het licht. Want de vrucht van het licht bestaat in allerlei goedheid, gerechtigheid en waarheid. Het Heilig Evangelie volgens Lukas (11: 14-28) Eens dreef Hij een duivel uit, die stom was; en toen de duivel was uitgegaan, sprak de stomme. En het volk stond verbaasd. Maar sommigen hunner zeiden: Door Beëlzebub, den vorst der duivels, drijft Hij de duivels uit; anderen vroegen Hem een teken uit de hemel, om Hem op de proef te stellen. Maar Hij kende hun gedachten, en sprak tot hen: Ieder rijk, dat inwendig verdeeld is, zal worden verwoest; het ene huis zal er op het andere vallen. Wanneer dus de satan tegen zichzelf is verdeeld, hoe zal zijn rijk dan stand kunnen houden? Toch zegt gij, dat Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf, door wien drijven dan uw zonen ze uit? Daarom zullen zijzelf uw rechters zijn. Maar als Ik door de vinger Gods de duivels uitdrijf, dan is ook het koninkrijk Gods onder u gekomen. Wanneer de sterke in volle wapenrusting zijn erf bewaakt, dan is zijn ave in veiligheid. Maar wanneer een, die sterker is dan hij, hem overvalt en overwint, dan ontneemt hij hem zijn wapenrusting, waarop hij vertrouwde, en verdeelt zijn buit. Wie niet met Mij is, is tegen Mij; en wie niet met mij verzamelt, verstrooit. Wanneer de onreine geest van iemand is uitgegaan, zwerft hij rond in dorre oorden; hij zoekt naar rust, en vindt ze niet. Dan zegt hij: Ik zal terugkeren in mijn huis, waar ik ben uitgegaan. En bij zijn komst vindt hij het geveegd en versierd. Dan gaat hij heen, en neemt zeven andere geesten met zich mee, die bozer zijn dan hijzelf; ze komen binnen, en gaan er wonen. En het einde van dien man wordt erger nog dan het begin. Terwijl Hij zo sprak, verhief en een vrouw uit het volk haar stem, en zei Hem: Zalig de schoot, die U heeft gedragen, en de borsten, die U hebben gezoogd. Maar hij zeide: Zalig eerder, die luisteren naar Gods woord, en het beleven. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Thessalonicenzen (1, 4: 1-7)
Overigens broeders, bidden en smeken we u in den Heer Jezus, dat gij nog meer moogt uitmunten in uw levenswandel en in het behagen aan God, zoals gij dat van ons hebt geleerd, en zoals gij dat feitelijk reeds betracht. Gij weet toch wel, welke voorschriften we u uit naam van den Heer Jezus hebben gegeven. Want dit is Gods wil, uw heiliging: dat gij u namelijk van ontucht onthoudt; dat ieder van u zijn eigen vrouw weet te verwerven in heiligheid en eerbaarheid, niet in hartstochtelijke begeerlijkheid, zoals de heidenen, die God niet kennen; dat niemand zich te buiten gaat, en in deze aangelegenheid zijn broeder bedriegt. Want de Heer is de Wreker van al deze dingen, zoals we het vroeger hebben gezegd en voortdurend betuigd. Want God heeft ons niet tot onreinheid geroepen, maar tot heiligheid. Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (17: 1-9) Zes dagen later nam Jezus, Petrus, Jakobus en Johannes, zijn broer, alleen met Zich mee, en bracht ze op een hoge berg. En Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd; zijn aanschijn schitterde als de zon, en zijn klederen werden wit als sneeuw. Zie, Mozes en Elias verschenen hun, en spraken met Hem. Toen nam Petrus het woord, en zeide: Heer, het is ons goed, hier te zijn; zo Gij wilt, zal ik hier drie tenten opslaan: één voor U, één voor Mozes, en één voor Elias. Terwijl hij nog sprak, zie, daar overschaduwde hen een lichtende wolk. En zie, een stem sprak uit de wolk: Deze is mijn geliefde Zoon, in wien Ik mijn welbehagen heb; luistert naar Hem. Toen de leerlingen dit hoorden, vielen ze op hun aangezicht neer, en werden zeer bevreesd. Maar Jezus kwam naar hen toe, raakte ze aan, en sprak: Staat op, en vreest niet. Toen ze nu de ogen opsloegen, zagen ze niemand dan Jezus alleen. En terwijl ze afdaalden van de berg, gebood Jezus hun: Vertelt aan niemand dit gezicht, voordat de Mensenzoon van de doden is opgestaan. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Korintiërs (2, 6: 1-10)
Als medearbeiders vermanen we u bovendien, om Gods genade niet vruchteloos te ontvangen. Want Hij zegt: “Op gunstige tijd heb ik u verhoord, en op de dag van heil u geholpen.” Ziet, nu is het de gunstige tijd; ziet, nu is het de dag van heil. Op geen enkel punt geven we aanstoot, opdat er geen smet op de bediening valt. Integendeel, op alle punten strekken we onszelf tot aanbeveling, als dienaren Gods: door het grootste geduld, in verdrukking, nood en benauwdheid; In slagen, gevangenschap en woeling, in arbeid, nachtwaken en vasten; Door reinheid, kennis en lankmoedigheid, door goedheid, heilige geest en ongeveinsde liefde; Door prediking der waarheid, en goddelijke kracht; Met de wapenen der gerechtigheid in rechterhand en linkerhand; In eer en in schande, in kwade en goede faam. Als bedriegers, toch zijn we oprecht; Als onbekenden, toch over bekend; Als stervenden, en zie, toch zijn we in leven; Als getuchtigden, en toch niet gedood; Als treurenden, toch steeds verheugd; Als armen, en velen maken we rijk; Als bezitlozen, toch bezitten we alles. Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (4: 1-11) Toen werd Jezus door den Geest naar de woestijn geleid, om door den duivel te worden bekoord. En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij honger. De bekoorder naderde Hem, en zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen brood moeten worden. Maar Hij antwoordde: Er staat geschreven: “Niet van brood alleen leeft de mens, doch van ieder woord, dat komt uit de mond van God.” Toen voerde de duivel Hem naar de heilige stad, plaatste Hem op het dakterras van de tempel, en zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp U dan naar beneden. Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal Hij over u bevelen, en zij zullen u op de handen dragen, opdat ge aan geen steen uw voet zoudt stoten.” Jezus zeide hem: Er staat ook geschreven: “Ge zult den Heer uw God niet beproeven.” Weer nam de duivel Hem mee naar een zeer hoge berg, en toonde Hem alle koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid. En hij zeide: Dit alles zal ik U geven, zo Gij neervalt en mij aanbidt. Toen sprak Jezus: Ga heen, satan; want er staat geschreven: “Ge zult den Heer uw God aanbidden, en Hem alleen dienen.” Toen verliet Hem de duivel, en zie, de engelen naderden, en dienden Hem. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Korintiërs (1, 13: 1-3)
Al spreek ik de talen van mensen en engelen, maar ik heb de liefde niet: Ik ben een rinkelend bekken, of een rammelend cymbaal. Al heb ik de gave der profetie, al bezit ik alle geheimen en kennis, al heb ik het volle geloof, dat bergen verzet: Zonder liefde ben ik niets. Al schenk ik weg al wat ik heb, al geef ik mijn lichaam, om mij te laten verbranden: Zo ik de liefde niet heb, het dient mij tot niets. De liefde is geduldig, de liefde is goedertieren, de liefde is niet afgunstig, niet pronkzuchtig, niet verwaand. Zij handelt niet onedel, en zoekt zichzelve niet, zij laat zich niet verbitteren, en rekent het kwade niet aan. Over onrecht is zij niet blijde, maar over de waarheid verheugd. Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alle hoopt zij, alles duldt zij. De liefde: zíj vergaat nimmer! Maar profetieën: zíj houden op, en talen: zíj zullen verstommen, en kennis: zíj zal vergaan. Want ons kennen is ten halve, ons profeteren slechts ten dele; Maar komt eens het volmaakte, het onvolmaakte verdwijnt. Toen ik een kind was, sprak ik als kind, voelde ik als kind, dat ik als kind; Nu ik een man ben, leg ik het kinderlijke af. Thans zien wij in een wazige spiegel; Straks aangezicht tot aangezicht. Thans ken ik slechts ten halve; Straks ten volle, zoals ik zelf ben gekend. Thans blijven ze alle drie bestaan: geloof, hoop en liefde; Maar de grootste daarvan is liefde. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Korintiërs (2, 11: 19-23; 12: 1-9)
Gij verdraagt toch zo gemakkelijk de dwazen, omdat gij o zo wijs zijt! Gij verdraagt het immers, als men u tiranniseert, als men u uitzuigt en beetneemt, als men verwaand is, en u in het aangezicht slaat. Ik moet het tot mijn schande bekennen: daartoe zijn wíj te zwak geweest! Maar voor de rest – ik spreek in onverstand – wat een ander aandurf, dat durf ik ook. Zij zijn Hebreën? Ik ook. Zij zijn Israëlieten? Ik ook. Zij zijn Abrahams zaad? Ik ook. Zij zijn dienaars van Christus? Ik spreek als een onwijze: Ik veel meer; in zwoegen veel meer, in gevangenschappen veel meer, in slagen overvloedig, in doodgevaren heel vaak. Moet er geroemd worden, al dient het nergens toe, dan kom ik nu aan de visioenen en openbaringen des Heren. Ik ken een mens in Christus, die veertien jaar geleden naar de derde hemel is weggevoerd, in het lichaam: ik weet het niet, of buiten het lichaam: ik weet het niet, God weet het. En ik weet van dien mens, dat hij in het Paradijs is opgenomen, - in het lichaam of buiten het lichaam: ik weet het niet, God weet het; en dat hij onuitsprekelijke woorden hoorde, die een mens niet nazeggen kan. Over hem zal ik roemen; over mijzelf zal ik het niet doen, dan alleen in mijn zwakheden. Maar al wilde ik ook roemen, toch was ik geen dwaas, omdat ik de waarheid spreek; maar ik doe het niet, opdat niemand meer van mij denken zal, dan wat hij van mij ziet of hoor, zelfs niet op grond van buitengewone openbaringen. En opdat ik hierop niet ijdel zou worden, is mij een doorn in het vlees gestoken: een engel van Satan, om mij met vuisten te slaan, opdat ik niet hoogmoedig zou worden. Tot driemaal toe bad ik den Heer, dat hij zou weggaan van mij. Maar hij heeft mij gezegd: “Mijn genade is u genoeg; want juist bij zwakheid komt de Kracht tot haar recht!” Het liefst zal ik dus op mijn zwakheden roemen, opdat de kracht van Christus in mij mag wonen. Het Heilig Evangelie volgens Lukas (8: 4-15) Toen er eens een grote menigte bijeen was, daar men uit alle steden naar Hem was toegestroomd, sprak Hij in een gelijkenis: De zaaier ging uit, om zijn zaad te zaaien. En onder het zaaien viel een gedeelte langs de weg; het werd vertrapt, en de vogels uit de lucht pikten het op. Een ander gedeelte viel op de rots; even kwam het op, maar verdorde, omdat het geen vocht had. Een ander gedeelte viel tussen de doornen; en de doornen schoten mede op, en verstikten het. Een ander gedeelte viel op de goede aarde; het schoot op, en droeg honderdvoudige vrucht. Na deze woorden riep Hij uit: Wie oren heeft, om te horen, hij hore. Zijn leerlingen vroegen Hem naar de zin der gelijkenis. Hij sprak: U is het gegeven, de geheimen te kennen van het koninkrijk Gods, maar tot de overigen wordt in parabels gesproken; opdat ze zouden zien en niet inzien, zouden horen en niet verstaan. Dit is de zin der gelijkenis: Het zaad is Gods woord. Het zaad langs de weg zijn zij, die het woord wel horen; maar dan komt de duivel en neemt het weg uit hun hart, opdat ze niet zouden geloven en worden gered. Het zaad op de rots zijn zij, die het woord met vreugde aanvaarden, zodra ze het horen, maar die geen wortel hebben geschoten; een tijd lang geloven ze wel, maar in de tijd der beproeving vallen ze af. Het zaad, dat tussen de doornen valt, zijn zij, die wel hebben geluisterd, maar die gaandeweg door de zorgen, de rijkdom en de genoegens van het leven zich laten verstikken, en nooit tot rijpheid komen. Maar het zaad, dat in de goede aarde valt, zijn zij, die met een goed en edel hart het woord vernemen, het aanvaarden, en het vrucht doen dragen door te volharden. |
Archieven
May 2022
Categorieën
All
|