Les uit het boek Exodus (15: 27 - 16: 7)
Vandaar gingen ze naar Elim, waar twaalf waterbronnen zijn en zeventig palmen staan, en ze sloegen de legerplaats op aan het water. Nadat heel de gemeenschap van Israël van Elim was opgebroken, trokken ze naar de woestijn van Sin, die tussen Elim en de Sinaï ligt; het was op de vijftiende dag van de tweede maand na hun uittocht uit Egypte. Weer begon heel de gemeente van Israël in de woestijn tegen Moses en Aäron te morren, en de kinderen Israëls zeiden tot hen: Waren we maar in Egypte door de hand van Jahweh gestorven, toen we bij de vleespotten zaten en volop brood konden eten; waarachtig, gij hebt ons naar deze woestijn gebracht, om heel deze menigte van honger te doen sterven. Toen sprak Jahweh tot Moses: Zie, Ik zal voor u brood uit de hemel doen regenen; en het volk zal iedere dag zijn dagelijks deel kunnen rapen. Maar Ik stel het tegelijk op de proef, of het mijn Wet wil beleven, of niet: Op de zesde dag moeten ze het dubbele meebrengen en toebereiden, van wat ze iedere dag rapen. Nu spraken Moses Aäron tot al de Israëlieten: Hedenavond zult gij weten, dat Jahweh u uit Egypte heeft geleid, en morgen zult gij de Glorie van Jahweh aanschouwen, ofschoon Jahweh het gemor tegen Hem heeft gehoord. Want wat betekenen wij, dat gij zoudt morren tegen ons. Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (21: 1-9) Toen zij Jeruzalem naderden, en te Bétfage bij de Olijfberg waren gekomen, zond Jezus twee leerlingen vooruit, en zei tot hen: Gaat naar het dorp, dat tegenover u ligt; terstond zult gij er een ezelin vinden, die is vastgebonden, met een veulen erbij; maakt ze los en brengt ze Mij. Zo iemand u een bemerking maakt, zegt hem dan: De Heer heeft ze nodig. En dadelijk zal hij ze laten gaan. Dit alles geschiedde, opdat vervuld zou worden, wat door den profeet was voorspeld: “Zegt tot de dochter van Sion: Zie, uw Koning komt naar u toe, zachtmoedig, op een ezel gezeten, Op een veulen, het jong van een lastdier.” De leerlingen gingen heen, en deden wat Jezus hun bevolen had. Ze brachten de ezelin met het veulen mee, legden er hun mantels op, en Hij zette Zich daarop neer. Nu spreidde het talrijke volk zijn mantels uit over de weg; anderen sneden takken van de bomen, en strooiden ze op de weg. En de scharen, die voorop gingen en volgden, riepen uit: Hosanna den Zoon van David; Gezegend die komt in de naam des Heren; Hosanna in den hoge!
0 Comments
Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Thessalonicenzen (1, 4: 1-7)
Overigens broeders, bidden en smeken we u in den Heer Jezus, dat gij nog meer moogt uitmunten in uw levenswandel en in het behagen aan God, zoals gij dat van ons hebt geleerd, en zoals gij dat feitelijk reeds betracht. Gij weet toch wel, welke voorschriften we u uit naam van den Heer Jezus hebben gegeven. Want dit is Gods wil, uw heiliging: dat gij u namelijk van ontucht onthoudt; dat ieder van u zijn eigen vrouw weet te verwerven in heiligheid en eerbaarheid, niet in hartstochtelijke begeerlijkheid, zoals de heidenen, die God niet kennen; dat niemand zich te buiten gaat, en in deze aangelegenheid zijn broeder bedriegt. Want de Heer is de Wreker van al deze dingen, zoals we het vroeger hebben gezegd en voortdurend betuigd. Want God heeft ons niet tot onreinheid geroepen, maar tot heiligheid. Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (17: 1-9) Zes dagen later nam Jezus, Petrus, Jakobus en Johannes, zijn broer, alleen met Zich mee, en bracht ze op een hoge berg. En Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd; zijn aanschijn schitterde als de zon, en zijn klederen werden wit als sneeuw. Zie, Mozes en Elias verschenen hun, en spraken met Hem. Toen nam Petrus het woord, en zeide: Heer, het is ons goed, hier te zijn; zo Gij wilt, zal ik hier drie tenten opslaan: één voor U, één voor Mozes, en één voor Elias. Terwijl hij nog sprak, zie, daar overschaduwde hen een lichtende wolk. En zie, een stem sprak uit de wolk: Deze is mijn geliefde Zoon, in wien Ik mijn welbehagen heb; luistert naar Hem. Toen de leerlingen dit hoorden, vielen ze op hun aangezicht neer, en werden zeer bevreesd. Maar Jezus kwam naar hen toe, raakte ze aan, en sprak: Staat op, en vreest niet. Toen ze nu de ogen opsloegen, zagen ze niemand dan Jezus alleen. En terwijl ze afdaalden van de berg, gebood Jezus hun: Vertelt aan niemand dit gezicht, voordat de Mensenzoon van de doden is opgestaan. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Korintiërs (2, 6: 1-10)
Als medearbeiders vermanen we u bovendien, om Gods genade niet vruchteloos te ontvangen. Want Hij zegt: “Op gunstige tijd heb ik u verhoord, en op de dag van heil u geholpen.” Ziet, nu is het de gunstige tijd; ziet, nu is het de dag van heil. Op geen enkel punt geven we aanstoot, opdat er geen smet op de bediening valt. Integendeel, op alle punten strekken we onszelf tot aanbeveling, als dienaren Gods: door het grootste geduld, in verdrukking, nood en benauwdheid; In slagen, gevangenschap en woeling, in arbeid, nachtwaken en vasten; Door reinheid, kennis en lankmoedigheid, door goedheid, heilige geest en ongeveinsde liefde; Door prediking der waarheid, en goddelijke kracht; Met de wapenen der gerechtigheid in rechterhand en linkerhand; In eer en in schande, in kwade en goede faam. Als bedriegers, toch zijn we oprecht; Als onbekenden, toch over bekend; Als stervenden, en zie, toch zijn we in leven; Als getuchtigden, en toch niet gedood; Als treurenden, toch steeds verheugd; Als armen, en velen maken we rijk; Als bezitlozen, toch bezitten we alles. Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (4: 1-11) Toen werd Jezus door den Geest naar de woestijn geleid, om door den duivel te worden bekoord. En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij honger. De bekoorder naderde Hem, en zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen brood moeten worden. Maar Hij antwoordde: Er staat geschreven: “Niet van brood alleen leeft de mens, doch van ieder woord, dat komt uit de mond van God.” Toen voerde de duivel Hem naar de heilige stad, plaatste Hem op het dakterras van de tempel, en zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp U dan naar beneden. Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal Hij over u bevelen, en zij zullen u op de handen dragen, opdat ge aan geen steen uw voet zoudt stoten.” Jezus zeide hem: Er staat ook geschreven: “Ge zult den Heer uw God niet beproeven.” Weer nam de duivel Hem mee naar een zeer hoge berg, en toonde Hem alle koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid. En hij zeide: Dit alles zal ik U geven, zo Gij neervalt en mij aanbidt. Toen sprak Jezus: Ga heen, satan; want er staat geschreven: “Ge zult den Heer uw God aanbidden, en Hem alleen dienen.” Toen verliet Hem de duivel, en zie, de engelen naderden, en dienden Hem. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Korintiërs (1, 9: 24-27; 10: 1-5)
Weet gij niet, dat de wedlopers in het renperk wèl allen lopen, maar dat slechts één de prijs behaalt. Loopt dan zó, dat ook gij hem moogt winnen. En hij, die in het worstelperk optreedt, legt zich een volkomen onthouding op. Zíj doen het, om een vergankelijke kroon te ontvangen, wíj om een onvergankelijke. En daarom loop ik niet als een, die in den blinde voortholt, en worstel ik niet als een, die in de lucht slaat. Maar het is mijn eigen lichaam, dat ik beuk en dat ik er onder houd, om na heraut geweest te zijn voor anderen, zelf niet afgewezen te worden. Ik wil niet, broeders, dat gij er geen acht op zoudt slaan, hoe onze vaders allen onder wolk waren, allen door de zee heentrokken, en allen door wolk en zee in Moses werden gedoopt; hoe ze allen dezelfde geestelijke spijs hebben gegeten; hoe ze allen dezelfde geestelijke drank hebben gedronken; want ze dronken uit een geestelijke rots, die hen vergezelde, en die rots was Christus. Toch heeft God in de meesten van hen geen welbehagen gehad, want ze werden neergeveld in de woestijn; Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (20: 1-16) Het rijk der hemelen toch is gelijk aan een heer des huizes, die in de vroege morgen uitging, om arbeiders voor zijn wijngaard te huren. Nadat hij met de arbeiders was overeengekomen voor één tienling per dag, stuurde hij ze naar zijn wijngaard. En tegen het derde uur ging hij uit, en zag anderen werkeloos staan op de markt. Hij zeide hun: Gaat ook gij naar mijn wijngaard; en wat billijk is, zal ik u geven. Ze gingen er heen. Opnieuw ging hij tegen het zesde en het negende uur, en deed eveneens. Ook tegen het elfde uur ging hij uit, en vond er nog anderen staan. En hij sprak tot hen: Waarom staat gij hier de hele dag werkeloos? Ze zeiden hem: Omdat niemand ons heeft gehuurd. Hij zei hun: Gaat ook gij naar mijn wijngaard. Toen het nu avond geworden was, sprak de heer van de wijngaard tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun het loon: te beginnen bij de laatsten, en zo tot de eersten. Zij die op het elfde uur waren gekomen, ontvingen ieder een tienling. Toen nu ook de eersten kwamen, dachten ze meer te zullen ontvangen: maar ook zij kregen ieder een tienling. Ze namen hem aan, maar begonnen tegen den heer des huizes te mopperen, en zeiden: Dezen hier, die het laatst zijn gekomen, hebben slechts één uur gewerkt; en ge stelt ze gelijk met ons, die de last en de hitte van de dag hebben gedragen. Maar hij antwoordde aan één van hen: Vriend, ik doe u geen onrecht. Zijt ge niet voor een tienling met mij overeengekomen? Neem dus het uwe, en ga heen. Ik wil aan hem, die het laatst is gekomen, evenveel geven als aan u. of staat het me niet vrij, met het mijne te doen wat ik wil? Of zijt ge kwaad, omdat ik goed ben? Zo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; want velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Kolossenzen (3: 12-17)
Bekleedt u dan, als Gods uitverkoren heiligen en geliefden, met innige barmhartigheid, met goedheid, ootmoed, zachtheid en lankmoedigheid. Weest verdraagzaam jegens elkander en vergeeft elkander, als gij over elkaar hebt te klagen; zoals de heer ú heeft vergeven, zo moet ook gij het doen. trekt over dit alles de liefde aan, die de band is der volmaaktheid. In uw harten heerse ook de vrede van Christus; want daartoe zijt gij tot één lichaam geroepen. Weest dankbaar bovendien! Moge Christus’ woord in u wonen in rijke overvloed! Leert en vermaant elkander met allerlei wijsheid! Looft God in uw harten op lieflijke wijze, met psalmen, gezangen en geestelijke liederen. En al wat gij doet, door woord of door daad, doet het in de naam van Jezus, den Heer, en betuigt dan door Hem aan God den Vader uw dank! Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (13: 24-30) Een andere gelijkenis stelde Hij hun voor, en Hij sprak: Het rijk der hemelen is gelijk aan een man, die goed zaad op zijn akker zaaide. Maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid onder de tarwe, en ging heen. Toen nu het graan was opgeschoten en vrucht had gezet, vertoonde zich ook het onkruid. Nu kwamen de dienaars van den heer des huizes, en zeiden: Heer, hebt ge geen goed zaad op uw akker gezaaid; waar komt dan het onkruid vandaan? Hij zei hun: Een vijandig mens heeft dit gedaan. De dienaars zeiden tot hem: Wilt ge dus, dat we het gaan uitwieden? Maar hij antwoordde: Neen; want bij het uitwieden van het onkruid, zoudt gij ook de tarwe kunnen uittrekken. Laat beide opgroeien tot de oogst; in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Verzamelt eerst het onkruid en bindt het in bussels, om het te verbranden, maar brengt de tarwe in mijn schuur. Les uit de brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Romeinen (13: 8-10)
Blijft niemand iets schuldig dan wederkerige liefde. Want hij, die zijn naaste bemint, heeft de Wet vervuld. Immers het gebod: “Ge zult geen overspel bedrijven, ge zult niet doodslaan, ge zult niet stelen, ge zult niet begeren,” en alle andere geboden zijn samengevat in dit éne: “Ge zult den naaste liefhebben als uzelf;” De liefde berokkent den naaste geen kwaad; de liefde volbrengt dus de ganse Wet. Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (8: 23-27) Toen Hij nu de boot in ging, volgden Hem zijn leerlingen. En zie, een hevige storm brak los op het meer, zodat de golven over de boot heensloegen; Hij echter sliep. Zijn leerlingen liepen naar Hem toe, wekten Hem, en zeiden: Heer, red ons, wij vergaan. Jezus sprak tot hen: Wat zijt gij bevreesd, kleingelovigen? Toen stond Hij op, gebood de winden en het meer, en er ontstond een grote kalmte. De mensen waren verbaasd en zeiden: Wie is Hij toch, dat zelfs de winden en het meer Hem gehoorzamen? Les uit de brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Romeinen (12: 16-21)
Weest eensgezind onder elkander. Weest niet hooghartig, maar daalt tot de eenvoudigen af; wordt niet wijs in uw eigen oog. Vergeldt niemand kwaad met kwaad, maar weest goedgezind jegens alle mensen; leeft zoveel mogelijk in vrede met iedereen, zover het althans van u afhangt. Geliefden, wreekt u niet, maar laat het over aan de Toorn; want er staat geschreven: “Aan Mij is de wraak; Ik zal vergelden, zegt de Heer.” Maar, “als uw vijand honger heeft, geef hem te eten, en als hij dorst heeft, geef hem te drinken; want dan stapelt ge vurige kolen op zijn hoofd.” Laat u niet door het kwade overwinnen, maar overwin het kwade door het goede! Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (8: 1-13) Toen Hij van de berg was afgedaald, volgden Hem talrijke scharen. En zie, een melaatse trad op Hem toe, wierp zich voor Hem neer, en zeide: Heer, zo Gij wilt, kunt Gij me reinigen. Jezus strekte de hand uit, raakte hem aan, en sprak: Ik wil; word gereinigd. En aanstonds was hij van zijn melaatsheid gereinigd. Jezus zeide tot hem: Let er op, dat ge dit aan niemand vertelt; maar ga heen, vertoon u aan den priester, en offer de gave, die Moses als een bewijs voor hen heeft voorgeschreven. Toen Hij nu binnen Kafárnaüm kwam, trad een honderdman op Hem toe met de bede: Heer, mijn knecht ligt thuis verlamd, en lijdt hevige pijnen. Jezus zeide hem: Ik zal komen, en hem genezen. Maar de honderdmand antwoordde: Heer, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt; maar spreek slechts één woord, en mijn knecht zal genezen. Want ook ik ben een man, die zelf onder gezag ben gesteld, en die soldaten onder mij heb. En tot den een zeg ik: “Ga”, en hij gaat; en tot den ander: “Kom”, en hij komt; en tot mijn knecht: “Doe dit”, en hij doet het. Toen Jezus dit hoorde, was Hij verwonderd, en sprak tot hen, die Hem volgen: Voorwaar, Ik zeg u: Zo’n groot geloof heb Ik zelfs in Israël niet gevonden. Ik zeg u, dat velen zullen komen van het oosten en het westen, en zullen aanzitten in het rijk der hemelen, met Abraham, Isaäk en Jakob; maar dat de kinderen van het rijk zullen worden uitgeworpen naar buiten, de duisternis in; daar zal geween zijn en gekners der tanden. En tot den honderdman sprak Jezus: Ga, en zoals ge geloofd hebt, zo geschiede het u. En op hetzelfde uur genas de knecht. Les uit de brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Romeinen (15: 4-13) Alles toch wat vroeger geschreven werd, is tot onze onderrichting geschreven, opdat we de hoop zouden verkrijgen door het geduld en de vertroosting, die de Schriften ons bieden. De God van geduld en vertroosting schenke u dan de geest van onderlinge eensgezindheid naar het voorbeeld van Christus Jezus, opdat gij eendrachtig en uit één mond den God en Vader van onzen heer Jezus Christus verheerlijken moogt. Gij moet u dus tot elkander getrokken gevoelen, zoals ook Christus Zich onzer heeft aangetrokken tot verheerlijking van God. Ik bedoel: dat Christus de Bedienaar der besnijdenis is geworden, opdat Gods getrouwheid zou blijken door de vervulling der beloften aan de Vaders; en dat de heidenen God om zijn barmhartigheid moeten verheerlijken, zoals er geschreven staat: “Daarom zal ik U onder de heidenen belijden, en een lofzang aanheffen ter ere van uw Naam.” En wederom zegt ze: “Verheugt u, gij heidenen, te zamen met zijn volk!” En eveneens: “Looft den Heer, alle heidenen, Verheerlijkt Hem, alle naties!” En Isaias zegt weer: “Het zal de Wortel van Jesse zijn, die opstaat om ook over de heidenen te heersen; Op Hem zullen de heidenen hopen.” Moge dan de God van hoop door het geloof u vervullen met alle vreugde en vrede; opdat gij rijke overvloed van hoop moogt verwerven door de kracht van den Heiligen Geest! Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (11: 2-10)
Toen Johannes in de gevangenis de werken van Christus vernam, liet hij Hem door zijn leerlingen vragen: Zijt Gij het, die komen moet, of moeten we een ander verwachten? Jezus antwoordde hun: Gaat en bericht aan Johannes, wat gij hoort en ziet. Blinden zien en kreupelen gaan, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden verrijzen en aan armen wordt het evangelie verkondigd. Zalig is hij, die zich niet ergert aan Mij. Toen ze waren heengegaan, begon Jezus tot de menigte over Johannes te spreken: Wat zijt gij in de woestijn gaan zien? Een riet, dat door de wind wordt bewogen? Neen; wat zij gij gaan zien? Een mens, in zachte kleren gedost? Zie, die in zachte kleren gedost gaan, zijn in de paleizen der koningen. Waarom zijt ge dan uitgelopen? Om een profeet te zien? Ja, zeg Ik u, en meer dan een profeet. Hij is het, van wien geschreven staat: “Zie, Ik zend mijn gezant voor U uit, die U de weg zal bereiden.” Les uit de brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Kolossenzen (3: 12-17) Bekleedt u dan, als Gods uitverkoren heiligen en geliefden, met innige barmhartigheid, met goedheid, ootmoet, zachtheid en lankmoedigheid. Weest verdraagzaam jegens elkander en vergeeft elkander, als gij over elkaar hebt te klagen; zoals de Heer ú heeft vergeven, zo moet ook gij het doen. Trekt over dit alles de liefde aan, die de band is der volmaaktheid. In uw harten heerse ook de vrede van Christus: want daartoe zijt gij tot één lichaam geroepen. Weest dankbaar bovendien! Moge Christus' woord in uw wonen in rijke overvloed! Leert en vermaant elkander met allerlei wijsheid! Looft God in uw harten op lieflijke wijze, met psalmen, gezangen en geestelijke liederen. En al wat gij doet, door woord of door daad, doet het in de naam van Jezus, den Heer, en betuigt dan door Hem aan God den Vader uw dank! Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (13: 24-30)
Een andere gelijkenis stelde Hij hun voor, en Hij sprak: Het rijk der hemelen is gelijk aan een man, die goed zaad op zijn akker zaaide. Maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid onder de tarwe, en ging heen. Toen nu het graan was opgeschoten en vrucht had gezet, vertoonde zich ook het onkruid. Nu kwamen de dienaars van den heer des huizes, en zeiden: Heer, hebt ge geen goed zaad op uw akker gezaaid; waar komt dan het onkruid vandaan? Hij zei hun: Een vijandig mens heeft dit gedaan. De dienaars zeiden tot hem: Wilt ge dus, dat we het gaan uitwieden? Maar hij antwoordde: Neen; want bij het uitwieden van het onkruid, zoudt gij ook de tarwe kunnen uittrekken. Laat beide opgroeien tot de oogst; in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Verzamelt eerst het onkruid en bindt het in bussels, om te verbranden, maar brengt de tarwe in mijn schuur. |
Archieven
May 2022
Categorieën
All
|