Les uit de Brief van de Heilige Apostel Petrus (1, 2: 11-19) Geliefden, ik vermaan u, als pelgrims en vreemdelingen, u verre te houden van de vleselijke lusten, die altijd voeren tegen de ziel. Leidt onder de heidenen een voorbeeldig leven, opdat zij uw wandel, waarover ze thans u als boosdoeners lasteren, uit uw goede werken zullen leren kennen op de dag der bezoeking, en dan glorie zullen brengen aan God. Weest onderdanig aan ieder menselijk gezag om ‘s Heren wil: aan den koning als opperheer: aan de landvoogden als zijn gezanten, om de boosdoeners te straffen en de goeden te prijzen. Want het is de wil van God, dat gij, door het goede te doen, het onverstand van domme mensen tot zwijgen brengt. Doet het als vrije mannen; niet als mensen, die de vrijheid als een dekmantel der boosheid gebruiken, maar als dienstknechten Gods. Houdt alle mensen in ere, hebt de gemeenschap lief; vreest God, eert den koning! Gij slaven, weest onderdanig aan uw meesters met alle ontzag, niet alleen aan de goede en vriendelijke, maar ook aan de lastige. Want dit is een welgevallige daad, wanneer met uit gewetensplicht tegenover God het leed verdraagt, dat men onverdiend moet lijden.
Vervolg van het Heilig Evangelie volgens Johannes (16: 16-22) Een weinig tijds, en gij ziet Mij niet meer; en weer een weinig tijds, dan zult gij Mij terugzien. Sommigen zijner leerlingen zeiden tot elkander: Wat betekent toch, wat Hij ons zegt: Een weinig tijds, en gij ziet Mij niet meer; en weer een weinig tijds, dan zult gij Mij terugzien; en: Ik ga heen naar den Vader? Ze zeiden dus: Wat bedoelt Hij toch met: een weinig tijds? We weten niet, waarover Hij spreekt. Jezus begreep dat ze Hem wilden ondervragen; en Hij sprak tot hen: Vraag gij u onder elkander af, wat Ik zeide: Een weinig tijds, en gij ziet Mij niet meer; en weer een weinig tijds, dan zult gij Mij terugzien? Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Gij zult wenen en jammeren, maar de wereld zal zich verheugen; gij zult overstelpt zijn van droefheid, maar uw droefheid zal in vreugde verkeren. De vrouw in barensnood heeft smart, omdat haar uur is gekomen; maar wanneer zij het kind heeft gebaard, dan denkt zij. Niet meer aan haar weeën, van blijdschap, dat er een mens is geboren. Ook gij zijt nu wel bedroefd, maar Ik zal u weerzien; en dan zal uw hart zich verblijden, en niemand zal u deze vreugde ontnemen.
0 Comments
Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Korintiërs (1, 5: 7-8)
Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij vers deeg worden moogt; gij zijt toch ongedesemd brood! Want ook ons Pascha is geslacht: en dat is Christus. Laat ons dus feest vieren, niet met het oude zuurdeeg, noch met het zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met de ongedesemde broden van reinheid en waarheid. Vervolg van het Heilig Evangelie volgens Markus (16: 1-7) Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria Magdalena, Maria van Jakobus, en Salome specerijen, om Jezus te gaan balsemen. Zeer vroeg op de eerste dag der week, bij het opgaan der zon, kwamen ze bij het graf. En ze zeiden tot elkander: Wie zal ons de steen wegrollen voor de ingang van het graf? Maar toen ze gingen zien, merkten ze, dat de steen al op zij was gerold; want hij was zeer groot. Ze gingen het graf in, en zagen aan de rechterkant een jongeling zitten, in een wit gewaad gekleed. Ze werden hevig ontsteld. Maar hij sprak tot haar: Weest maar niet bang! Gij zoekt Jezus van Nazaret, die gekruisigd is? Hij is verrezen; hier is Hij niet. Ziet hier de plaats, waar men Hem heeft neergelegd. Gaat nu heen, en zegt aan zijn leerlingen en aan Petrus, Hij gaat u vóór naar Galilea; daar zult gij Hem zien, zoals Hij het u heeft gezegd. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Hebreeën (9: 11-15)
Maar Christus, optredend als Hogepriester der toekomende goederen, is het Heiligdom binnengegaan door de grotere en volmaaktere Tabernakel, welke niet met handen gemaakt is, dat wil zeggen, welke niet tot deze schepping behoort; niet door bloed van bokken en kalveren, maar door zijn eigen Bloed; ééns voor altijd, daar Hij een eeuwige verlossing verworven had. Want zo het bloed van bokken en stieren, en de besprenkeling met as van een koe, de onreinen heiligt tot de reinheid van het vlees, hoeveel te meer zal dan het Bloed van Christus, die door een eeuwigen Geest Zich als smetteloos Offer opdroeg aan God, ons geweten reinigen van dode werken tot de dienst van den levenden God? En daarom is Hij de Middelaar van een nieuw Testament, en is Hij gestorven tot verzoening van de overtredingen van het eerste, opdat de uitverkorenen de beloofde eeuwige erfenis zouden ontvangen. Het Heilig Evangelie volgens Johannes (8: 46-59) Wie uwer overtuigt Mij van zonde? Zo Ik de waarheid zeg, waarom dan gelooft gij Mij niet? Wie uit God is, luistert naar de woorden van God; daarom juist luistert gij niet, omdat gij niet uit God zijt. De joden antwoordden Hem: Zeggen we niet met recht, dat Gij een Samaritaan zijt en van den duivel bezeten? Jezus antwoordde: Ik ben van geen duivel bezeten, doch Ik breng eer aan mijn Vader; maar gij, gij ontrooft Mij mijn eer. Niet, dat Ik mijn eigen eer zoek, daar is er Eén, die haar zoekt, en oordeelt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Zo iemand mijn woord onderhoudt, dan zal hij in eeuwigheid de dood niet zien. De joden zeiden Hem: Nu weten we, dat Gij bezeten zijt! Abraham en de profeten zijn gestorven; en Gij zegt: Zo iemand mijn woord onderhoudt, zal hij de dood niet sterven in eeuwigheid. Zijt Gij dan groter dan onze vader Abraham? Hij is gestorven; ook de profeten zijn gestorven! Voor wien houdt Gij Uzelf dan wel? Jezus antwoordde: Wanneer Ik Mijzelf verheerlijk, dan is mijn heerlijkheid niets; mijn Vader is het, die Mij verheerlijkt. Gij noemt Hem uw God, en toch erkent gij Hem niet. Maar Ik ken Hem wèl; en als Ik zeide, Hem niet te kennen, dan was Ik een leugenaar evenals gij. Ja waarlijk, Ik ken Hem, en zijn woord onderhoud Ik. Abraham, uw vader, zag juichend van blijdschap mijn dag tegemoet; hij heeft hem gezien en van vreugde gejubeld. Maar de joden zeiden Hem: Gij zijt nog geen vijftig jaar oud, en Gij hebt Abraham gezien? Jezus sprak tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Vóór Abraham werd, ben Ik. Toen grepen ze stenen, om Hem te stenigen; maar Jezus trok Zich terug, en verliet de tempel. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Galaten (4: 22-31)
Er staat toch geschreven, dat Abraham twee zonen had, één bij de slavin, en één bij de vrije vrouw; maar de zoon der slavin was verwekt naar het vlees, doch die van de vrije vrouw uit kracht der Belofte. Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis. Want de twee vrouwen verbeelden tweeërlei verbond. Het éne, dat van de berg Sinaï, brengt slavenkinderen voort, en dat is Hagar; want de berg Sinaï ligt in Arabië, en Hagar is het beeld van het hedendaags Jeruzalem; want deze stad ligt in slavernij met haar kinderen. Maar het Jeruzalem uit den hoge is vrij, en dat is ónze moeder. Want er staat geschreven: “Jubel onvruchtbare, die niet baart; Breek uit in gejuich, die geen barensnood kent. Want talrijker zijn de kinderen der verlatene dan van haar, die aan een man is gehuwd.” Welnu, broeders, gij zijt als Isaäk, kinderen der Belofte. Maar zoals eertijds hij, die naar het vlees was verwekt, hem ging vervolgen, die verwekt was naar de geest, zo gebeurt het ook thans. Maar wat zegt de Schrift? “Jaag weg de slavin met haar zoon; want de zoon der slavin zal niet meeërven met den zoon der vrije vrouw.” Broeders, we zijn dus geen slavenkinderen, maar kinderen der vrije vrouw! Het Heilig Evangelie volgens Johannes (6: 1-15) Daarna begaf Jezus Zich naar de overkant van het meer van Galilea of van Tibérias. Een grote schare volgde Hem, omdat ze de wonderen hadden gezien, die Hij voor de zieken verricht had. En Jezus besteeg het gebergte, en zette Zich daar met zijn leerlingen neer. Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden. Toen Jezus nu de ogen opsloeg, en een talrijke menigte tot Zich zag komen, sprak Hij tot Filippus: Waar zullen we brood kopen, zodat ze kunnen eten? Dit zeide Hij echter, om hem op de proef te stellen; want zelf wist Hij goed, wat Hij doen zou. Fillipus antwoordde Hem: Voor tweehonderd tienlingen brood is niet genoeg, als ieder van hen een stukje krijgt. Een zijner leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zeide tot Hem: Hier is een jongen, die vijf gerstebroden heeft en twee vissen; maar wat betekent dat voor zo velen? Jezus sprak: Laat de mensen gaan zitten. Er stond nu veel gras op die plaats. Ze gingen dus zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen. Nu nam Jezus de broden, sprak een dankgebed uit, en deelde ze rond aan hen die daar zaten; zo ook van de vissen, zoveel ze wilden. En toen waren verzadigd, zeide Hij tot zijn leerlingen: Verzamelt de overgeschoten brokken, opdat er niets verloren gaat. Zij verzamelden ze dus, en vulden twaalf korven met de brokken der vijf gerstebroden, die na het eten waren overgebleven. Bij het zien van het teken, dat Jezus gewrocht had, zeiden de mensen: Deze is waarlijk de profeet, die in de wereld moet komen! Daar nu Jezus voorzag, dat ze Hem zouden meevoeren, om Hem tot koning uit te roepen, trok Hij Zich heel alleen weer in het gebergte terug. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Efesiers (5: 1-9)
Weest dus navolgers van God, als zijn geliefde kinderen; en leeft in liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft gegevens als gave en offer, tot een lieflijke geur voor God. Van ontucht, alle soort van onreinheid en hebzucht mag onder u zelfs geen sprake meer zijn, zoals dit heiligen betaamt; evenmin van vuile taal, zotteklap of spotternij. Deze dingen betamen niet; een dankgebed betaamt veel meer. Weet wel: geen ontuchtige, onreine of hebzuchtige bezit een erfdeel in het koninkrijk van Christus en van God; zo iemand staat met een afgodendienaar gelijk. Laat niemand u met holle woorden bedriegen; want daarom juist komt Gods toorn over de kinderen der ongehoorzaamheid. Wordt dus hun medeplichtigen niet! Weest kinderen van het licht. Vroeger waart gij duisternis, thans zijt gij licht in den Heer; gedraagt u dan ook als kinderen van het licht. Want de vrucht van het licht bestaat in allerlei goedheid, gerechtigheid en waarheid. Het Heilig Evangelie volgens Lukas (11: 14-28) Eens dreef Hij een duivel uit, die stom was; en toen de duivel was uitgegaan, sprak de stomme. En het volk stond verbaasd. Maar sommigen hunner zeiden: Door Beëlzebub, den vorst der duivels, drijft Hij de duivels uit; anderen vroegen Hem een teken uit de hemel, om Hem op de proef te stellen. Maar Hij kende hun gedachten, en sprak tot hen: Ieder rijk, dat inwendig verdeeld is, zal worden verwoest; het ene huis zal er op het andere vallen. Wanneer dus de satan tegen zichzelf is verdeeld, hoe zal zijn rijk dan stand kunnen houden? Toch zegt gij, dat Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf, door wien drijven dan uw zonen ze uit? Daarom zullen zijzelf uw rechters zijn. Maar als Ik door de vinger Gods de duivels uitdrijf, dan is ook het koninkrijk Gods onder u gekomen. Wanneer de sterke in volle wapenrusting zijn erf bewaakt, dan is zijn ave in veiligheid. Maar wanneer een, die sterker is dan hij, hem overvalt en overwint, dan ontneemt hij hem zijn wapenrusting, waarop hij vertrouwde, en verdeelt zijn buit. Wie niet met Mij is, is tegen Mij; en wie niet met mij verzamelt, verstrooit. Wanneer de onreine geest van iemand is uitgegaan, zwerft hij rond in dorre oorden; hij zoekt naar rust, en vindt ze niet. Dan zegt hij: Ik zal terugkeren in mijn huis, waar ik ben uitgegaan. En bij zijn komst vindt hij het geveegd en versierd. Dan gaat hij heen, en neemt zeven andere geesten met zich mee, die bozer zijn dan hijzelf; ze komen binnen, en gaan er wonen. En het einde van dien man wordt erger nog dan het begin. Terwijl Hij zo sprak, verhief en een vrouw uit het volk haar stem, en zei Hem: Zalig de schoot, die U heeft gedragen, en de borsten, die U hebben gezoogd. Maar hij zeide: Zalig eerder, die luisteren naar Gods woord, en het beleven. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Korintiërs (2, 6: 1-10)
Als medearbeiders vermanen we u bovendien, om Gods genade niet vruchteloos te ontvangen. Want Hij zegt: “Op gunstige tijd heb ik u verhoord, en op de dag van heil u geholpen.” Ziet, nu is het de gunstige tijd; ziet, nu is het de dag van heil. Op geen enkel punt geven we aanstoot, opdat er geen smet op de bediening valt. Integendeel, op alle punten strekken we onszelf tot aanbeveling, als dienaren Gods: door het grootste geduld, in verdrukking, nood en benauwdheid; In slagen, gevangenschap en woeling, in arbeid, nachtwaken en vasten; Door reinheid, kennis en lankmoedigheid, door goedheid, heilige geest en ongeveinsde liefde; Door prediking der waarheid, en goddelijke kracht; Met de wapenen der gerechtigheid in rechterhand en linkerhand; In eer en in schande, in kwade en goede faam. Als bedriegers, toch zijn we oprecht; Als onbekenden, toch over bekend; Als stervenden, en zie, toch zijn we in leven; Als getuchtigden, en toch niet gedood; Als treurenden, toch steeds verheugd; Als armen, en velen maken we rijk; Als bezitlozen, toch bezitten we alles. Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (4: 1-11) Toen werd Jezus door den Geest naar de woestijn geleid, om door den duivel te worden bekoord. En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij honger. De bekoorder naderde Hem, en zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen brood moeten worden. Maar Hij antwoordde: Er staat geschreven: “Niet van brood alleen leeft de mens, doch van ieder woord, dat komt uit de mond van God.” Toen voerde de duivel Hem naar de heilige stad, plaatste Hem op het dakterras van de tempel, en zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp U dan naar beneden. Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal Hij over u bevelen, en zij zullen u op de handen dragen, opdat ge aan geen steen uw voet zoudt stoten.” Jezus zeide hem: Er staat ook geschreven: “Ge zult den Heer uw God niet beproeven.” Weer nam de duivel Hem mee naar een zeer hoge berg, en toonde Hem alle koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid. En hij zeide: Dit alles zal ik U geven, zo Gij neervalt en mij aanbidt. Toen sprak Jezus: Ga heen, satan; want er staat geschreven: “Ge zult den Heer uw God aanbidden, en Hem alleen dienen.” Toen verliet Hem de duivel, en zie, de engelen naderden, en dienden Hem. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Korintiërs (1, 13: 1-3)
Al spreek ik de talen van mensen en engelen, maar ik heb de liefde niet: Ik ben een rinkelend bekken, of een rammelend cymbaal. Al heb ik de gave der profetie, al bezit ik alle geheimen en kennis, al heb ik het volle geloof, dat bergen verzet: Zonder liefde ben ik niets. Al schenk ik weg al wat ik heb, al geef ik mijn lichaam, om mij te laten verbranden: Zo ik de liefde niet heb, het dient mij tot niets. De liefde is geduldig, de liefde is goedertieren, de liefde is niet afgunstig, niet pronkzuchtig, niet verwaand. Zij handelt niet onedel, en zoekt zichzelve niet, zij laat zich niet verbitteren, en rekent het kwade niet aan. Over onrecht is zij niet blijde, maar over de waarheid verheugd. Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alle hoopt zij, alles duldt zij. De liefde: zíj vergaat nimmer! Maar profetieën: zíj houden op, en talen: zíj zullen verstommen, en kennis: zíj zal vergaan. Want ons kennen is ten halve, ons profeteren slechts ten dele; Maar komt eens het volmaakte, het onvolmaakte verdwijnt. Toen ik een kind was, sprak ik als kind, voelde ik als kind, dat ik als kind; Nu ik een man ben, leg ik het kinderlijke af. Thans zien wij in een wazige spiegel; Straks aangezicht tot aangezicht. Thans ken ik slechts ten halve; Straks ten volle, zoals ik zelf ben gekend. Thans blijven ze alle drie bestaan: geloof, hoop en liefde; Maar de grootste daarvan is liefde. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Korintiërs (2, 11: 19-23; 12: 1-9)
Gij verdraagt toch zo gemakkelijk de dwazen, omdat gij o zo wijs zijt! Gij verdraagt het immers, als men u tiranniseert, als men u uitzuigt en beetneemt, als men verwaand is, en u in het aangezicht slaat. Ik moet het tot mijn schande bekennen: daartoe zijn wíj te zwak geweest! Maar voor de rest – ik spreek in onverstand – wat een ander aandurf, dat durf ik ook. Zij zijn Hebreën? Ik ook. Zij zijn Israëlieten? Ik ook. Zij zijn Abrahams zaad? Ik ook. Zij zijn dienaars van Christus? Ik spreek als een onwijze: Ik veel meer; in zwoegen veel meer, in gevangenschappen veel meer, in slagen overvloedig, in doodgevaren heel vaak. Moet er geroemd worden, al dient het nergens toe, dan kom ik nu aan de visioenen en openbaringen des Heren. Ik ken een mens in Christus, die veertien jaar geleden naar de derde hemel is weggevoerd, in het lichaam: ik weet het niet, of buiten het lichaam: ik weet het niet, God weet het. En ik weet van dien mens, dat hij in het Paradijs is opgenomen, - in het lichaam of buiten het lichaam: ik weet het niet, God weet het; en dat hij onuitsprekelijke woorden hoorde, die een mens niet nazeggen kan. Over hem zal ik roemen; over mijzelf zal ik het niet doen, dan alleen in mijn zwakheden. Maar al wilde ik ook roemen, toch was ik geen dwaas, omdat ik de waarheid spreek; maar ik doe het niet, opdat niemand meer van mij denken zal, dan wat hij van mij ziet of hoor, zelfs niet op grond van buitengewone openbaringen. En opdat ik hierop niet ijdel zou worden, is mij een doorn in het vlees gestoken: een engel van Satan, om mij met vuisten te slaan, opdat ik niet hoogmoedig zou worden. Tot driemaal toe bad ik den Heer, dat hij zou weggaan van mij. Maar hij heeft mij gezegd: “Mijn genade is u genoeg; want juist bij zwakheid komt de Kracht tot haar recht!” Het liefst zal ik dus op mijn zwakheden roemen, opdat de kracht van Christus in mij mag wonen. Het Heilig Evangelie volgens Lukas (8: 4-15) Toen er eens een grote menigte bijeen was, daar men uit alle steden naar Hem was toegestroomd, sprak Hij in een gelijkenis: De zaaier ging uit, om zijn zaad te zaaien. En onder het zaaien viel een gedeelte langs de weg; het werd vertrapt, en de vogels uit de lucht pikten het op. Een ander gedeelte viel op de rots; even kwam het op, maar verdorde, omdat het geen vocht had. Een ander gedeelte viel tussen de doornen; en de doornen schoten mede op, en verstikten het. Een ander gedeelte viel op de goede aarde; het schoot op, en droeg honderdvoudige vrucht. Na deze woorden riep Hij uit: Wie oren heeft, om te horen, hij hore. Zijn leerlingen vroegen Hem naar de zin der gelijkenis. Hij sprak: U is het gegeven, de geheimen te kennen van het koninkrijk Gods, maar tot de overigen wordt in parabels gesproken; opdat ze zouden zien en niet inzien, zouden horen en niet verstaan. Dit is de zin der gelijkenis: Het zaad is Gods woord. Het zaad langs de weg zijn zij, die het woord wel horen; maar dan komt de duivel en neemt het weg uit hun hart, opdat ze niet zouden geloven en worden gered. Het zaad op de rots zijn zij, die het woord met vreugde aanvaarden, zodra ze het horen, maar die geen wortel hebben geschoten; een tijd lang geloven ze wel, maar in de tijd der beproeving vallen ze af. Het zaad, dat tussen de doornen valt, zijn zij, die wel hebben geluisterd, maar die gaandeweg door de zorgen, de rijkdom en de genoegens van het leven zich laten verstikken, en nooit tot rijpheid komen. Maar het zaad, dat in de goede aarde valt, zijn zij, die met een goed en edel hart het woord vernemen, het aanvaarden, en het vrucht doen dragen door te volharden. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Korintiërs (1, 9: 24-27; 10: 1-5)
Weet gij niet, dat de wedlopers in het renperk wèl allen lopen, maar dat slechts één de prijs behaalt. Loopt dan zó, dat ook gij hem moogt winnen. En hij, die in het worstelperk optreedt, legt zich een volkomen onthouding op. Zíj doen het, om een vergankelijke kroon te ontvangen, wíj om een onvergankelijke. En daarom loop ik niet als een, die in den blinde voortholt, en worstel ik niet als een, die in de lucht slaat. Maar het is mijn eigen lichaam, dat ik beuk en dat ik er onder houd, om na heraut geweest te zijn voor anderen, zelf niet afgewezen te worden. Ik wil niet, broeders, dat gij er geen acht op zoudt slaan, hoe onze vaders allen onder wolk waren, allen door de zee heentrokken, en allen door wolk en zee in Moses werden gedoopt; hoe ze allen dezelfde geestelijke spijs hebben gegeten; hoe ze allen dezelfde geestelijke drank hebben gedronken; want ze dronken uit een geestelijke rots, die hen vergezelde, en die rots was Christus. Toch heeft God in de meesten van hen geen welbehagen gehad, want ze werden neergeveld in de woestijn; Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (20: 1-16) Het rijk der hemelen toch is gelijk aan een heer des huizes, die in de vroege morgen uitging, om arbeiders voor zijn wijngaard te huren. Nadat hij met de arbeiders was overeengekomen voor één tienling per dag, stuurde hij ze naar zijn wijngaard. En tegen het derde uur ging hij uit, en zag anderen werkeloos staan op de markt. Hij zeide hun: Gaat ook gij naar mijn wijngaard; en wat billijk is, zal ik u geven. Ze gingen er heen. Opnieuw ging hij tegen het zesde en het negende uur, en deed eveneens. Ook tegen het elfde uur ging hij uit, en vond er nog anderen staan. En hij sprak tot hen: Waarom staat gij hier de hele dag werkeloos? Ze zeiden hem: Omdat niemand ons heeft gehuurd. Hij zei hun: Gaat ook gij naar mijn wijngaard. Toen het nu avond geworden was, sprak de heer van de wijngaard tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun het loon: te beginnen bij de laatsten, en zo tot de eersten. Zij die op het elfde uur waren gekomen, ontvingen ieder een tienling. Toen nu ook de eersten kwamen, dachten ze meer te zullen ontvangen: maar ook zij kregen ieder een tienling. Ze namen hem aan, maar begonnen tegen den heer des huizes te mopperen, en zeiden: Dezen hier, die het laatst zijn gekomen, hebben slechts één uur gewerkt; en ge stelt ze gelijk met ons, die de last en de hitte van de dag hebben gedragen. Maar hij antwoordde aan één van hen: Vriend, ik doe u geen onrecht. Zijt ge niet voor een tienling met mij overeengekomen? Neem dus het uwe, en ga heen. Ik wil aan hem, die het laatst is gekomen, evenveel geven als aan u. of staat het me niet vrij, met het mijne te doen wat ik wil? Of zijt ge kwaad, omdat ik goed ben? Zo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; want velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren. Les uit de Brief van de Heilige Apostel Paulus aan de Kolossenzen (3: 12-17)
Bekleedt u dan, als Gods uitverkoren heiligen en geliefden, met innige barmhartigheid, met goedheid, ootmoed, zachtheid en lankmoedigheid. Weest verdraagzaam jegens elkander en vergeeft elkander, als gij over elkaar hebt te klagen; zoals de heer ú heeft vergeven, zo moet ook gij het doen. trekt over dit alles de liefde aan, die de band is der volmaaktheid. In uw harten heerse ook de vrede van Christus; want daartoe zijt gij tot één lichaam geroepen. Weest dankbaar bovendien! Moge Christus’ woord in u wonen in rijke overvloed! Leert en vermaant elkander met allerlei wijsheid! Looft God in uw harten op lieflijke wijze, met psalmen, gezangen en geestelijke liederen. En al wat gij doet, door woord of door daad, doet het in de naam van Jezus, den Heer, en betuigt dan door Hem aan God den Vader uw dank! Het Heilig Evangelie volgens Matteüs (13: 24-30) Een andere gelijkenis stelde Hij hun voor, en Hij sprak: Het rijk der hemelen is gelijk aan een man, die goed zaad op zijn akker zaaide. Maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid onder de tarwe, en ging heen. Toen nu het graan was opgeschoten en vrucht had gezet, vertoonde zich ook het onkruid. Nu kwamen de dienaars van den heer des huizes, en zeiden: Heer, hebt ge geen goed zaad op uw akker gezaaid; waar komt dan het onkruid vandaan? Hij zei hun: Een vijandig mens heeft dit gedaan. De dienaars zeiden tot hem: Wilt ge dus, dat we het gaan uitwieden? Maar hij antwoordde: Neen; want bij het uitwieden van het onkruid, zoudt gij ook de tarwe kunnen uittrekken. Laat beide opgroeien tot de oogst; in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Verzamelt eerst het onkruid en bindt het in bussels, om het te verbranden, maar brengt de tarwe in mijn schuur. |
Archieven
May 2022
Categorieën
All
|